Pater Karel van Sint Andries (1821 - 1893) Photo Pater Karel van Sint Andries, bekend onder de wereldse naam Johannes Andreas Houben, werd geboren op 11 december 1821 te Munstergeleen binnen het bisdom Roermond (Nederland) als de vierde van elf kinderen in het gezin van de welgestelde molenaar Peter Joseph Houben en Johanna Elisabeth Luijten. Bij het doopsel dat hij dezelfde dag ontving, kreeg hij de naam Johannes Andreas (Jan-Andries). Devoot en religieus als hij van nature was, openbaarde zich al in zijn kinderjaren het verlangen naar het priesterschap. Zijn Eerste H. Communie ontving hij op 26 april 1835, en het sacrament van het Vormsel in datzelfde jaar op 28 juni. Hij maakte een aanvang met zijn studies te Sittard en Broeksittard, maar moest ze in 1840 onderbreken omdat hij werd opgeroepen voor militaire dienst. Het was juist in de kazerne te Bergen-op-Zoom in 1841 dat hij een medesoldaat ontmoet die een broer heeft bij de Passionisten. Zo hoorde hij voor het eerst spreken over de Congregatie der Passionisten. Na beëindiging van zijn dienstplicht voltooide hij zijn voorbereidende studies, en aangetrokken door de spiritualiteit, en deed toen het verzoek toegelaten te worden tot de Congregatie van de Passionisten. Het was de Zalige Dominicus Barberi c.p., die hem accepteerde en zo kon hij intreden en het noviciaat beginnen te Ere bij Doornik in België op 5 november 1845. In december van datzelfde jaar werd hij gekleed met het religieuze Passionistenhabijt en ontving hij de kloosternaam Karel van Sint Andries. Na de voltooiing van het canonieke noviciaatsjaar legde hij het jaar daarna op 10 december zijn Eerste Geloften af. Na afronding van zijn filosofie en theologiestudie werd hij op 21 december 1850 tot priester gewijd door de bisschop van Doornik, Mgr. Labis. Direct daarna werd hij naar Engeland gezonden, waar de Passionisten inmiddels drie communiteiten gesticht hadden. In die jaren was hij achtereenvolgens werkzaam als vice-novicenmeester in het convent te Broadway en deed hij pastoraal werk o.a. in de parochie van St. Wilfried tot hij in 1856 werd overgeplaatst naar de nieuw gestichte communiteit van Mount Argus nabij Dublin. Pater Karel Houben heeft zo ongeveer de rest van zijn leven doorgebracht in dit klooster en werd zeer bemind door de Ierse bevolking, zodanig dat men hem Nederlander- de naam Pater Karel van Mount Argus noemde. Hij was een uitzonderlijk vroom priester die zich vooral onderscheidde in het beoefenen van de gehoorzaamheid, de armoede, de nederigheid en eenvoud. Maar bovendien in zijn devotie tot het Lijden van de Heer. In zijn hand droeg hij steeds een klein kruisbeeldje om zodoende het lijden van de Heer steeds te overwegen. De H.Mis celebreerde hij met grote overgave en bezieling, met als gevolg dat ze veel langer duurde dan normaal gebruikelijk was. Omdat hij de Engelse taal niet goed machtig was, werd hij nooit een groot prediker en heeft hij nooit missies gepreekt. Daar staat tegenover dat hij zich met des te meer toewijding gaf aan de geestelijke begeleiding van individuele personen, vooral door middel van het Sacrament van de Biecht. De roem van zijn deugden trok grote aantallen mensen naar het klooster om zijn zegen te mogen ontvangen. Op een keer toen hij een plattelandsparochie bezocht werden de zieken naar het huis gebracht waar hij verbleef. Zij vormden een lange stoet op de weg, om tenminste door hem gezegend te mogen worden. Vaak werd hij geroepen om zieken te komen zegenen en talloos zijn de getuigenissen van wonderbaarlijke genezingen door hem verricht, zodanig dat hij bij leven reeds als "wonderdoener" werd bestempeld. Juist vanwege zijn roem, die zich uitstrekte over geheel Groot Brittanië maar ook doordrong tot in Amerika en Australië, en om hem wat rust te gunnen, werd hij in 1866 overgeplaatst naar Engeland. Daar verbleef hij in de communiteiten van Broadway, Sutton en Londen. Hij zette zijn apostolaat op gewone voet voort, met als gevolg dat hij ook daar talloze gelovige katholieken en ook andersdenkenden tot hem kwamen. Hij keerde terug naar Dublin in 1874, waar hij tot zijn overlijden verbleef. Rond het jaar 1880 gaat zijn gezondheidstoestand achteruit tengevolge van de ascetische levenwijze en boetedoening, maar nooit kwam er een klacht over zijn lippen. Op 12 april 1881 krijgt de koets waarmee hij op reis is een ongeluk waarbij hij zijn rechtervoet en heup breekt. Het zal nooit meer goed genezen, bovendien heeft hij last van koudvuur. Op 9 december van het daaropvolgende jaar is hij gedwongen in bed te blijven en is zijn vreselijke lijden van hem af te lezen. Hij draagt het in stilte op aan de Gekruisigde tot aan de dageraad van de 5e januari 1893. Zijn uitzonderlijk plechtige begrafenis die werd bijgewoond door mensen vanuit heel Ierland, werd het ultieme bewijs van de verering door het volk die hem het tijdens leven al had omgeven. Een krant van die dagen schreef: "Nooit eerder heeft de herinnering aan een mens een explosie van religieus gevoel en diepe bewondering ontstoken, als die welke we konden waarnemen bij de stoffelijke resten van pater Karel." De huisoverste van het klooster schreef aan zijn familie: "De mensen hebben hem reeds heilig verklaard." De Zalig-en Heiligverklaringsprocedure werd geopend op 13 november 1935, waarna op 16 oktober 1988 Zijne Heiligheid Paus Johannes Paulus II overging tot de Zaligverklaring van hem, die tijdens het leven door iedereen "de heilige van Mount Argus" werd genoemd. |